Ik ben een echte huismus (passer domesticus). Mijn gezang is niet meer dan wat onnozel getjilp – Jan Hanlo heeft er een memorabel gedicht over geschreven - en ik beweeg me, liever lui dan moe, veelal hippend voort. Enfin, ik kom als huismus maar zelden buiten. Vorige week was het weer eens zo ver, en toen zag ik een Atlas boven op Villa Blanca. Hé, nooit eerder gezien. Thuis vertelde ik enthousiast over dit nieuwtje. Mijn scherpzinnige eegade reageerde terughoudend: ‘Volgens mij is die Atlas van jou niet van zo heel recente datum’, en zij toog als een heuse Bellingcat aan het onderzoeken op Funda en aanverwante websites. Haar conclusie: al zeker een jaar, misschien al wel twee jaar, oud. Ik erken: erg bij de tijd ben ik nooit geweest.

Ach, die villa. Vergane glorie. Staat intussen al weer jarenlang te verkommeren. Heel vroeger – dat weet ik dan weer wèl – stond er een heus vierspan op het dak. De paarden, gemend door Helios, trokken de zonnewagen. Helaas, deze beeldengroep geraakte door verwaarlozing zwaar in verval en verdween enkele jaren na de oorlog geruis- en spoorloos. En nu is er die Atlas voor in de plaats gekomen.

We leven in een vloeibare tijd, las ik ergens. Alles verandert voortdurend, kai ouden menei (en niets is bestendig). Die Helios, de goddelijke verpersoonlijking van de zon, volbracht dagelijks, gezeten op zijn gouden wagen, een tocht door het hemelruim. Des avonds rustte hij uit in het westen, en ’s ochtends verscheen hij weer fris en monter aan de oosterkim. Maar zulke prietpraat is aan de moderne mens niet besteed. Om Schiller te citeren:

Wo jetzt nur, wie unsre Weisen sagen,

Seelenlos ein Feuerball sich dreht,

Lenkte damals seinen goldnen Wagen

Helios in stiller Majestät.

De zonnegod Helios is in een zielloze vuurbal veranderd. Niks majesteitelijks aan.

Maar die Atlas past juist nog heel goed in deze tijd. Want gaan we tegenwoordig niet allemaal gebukt onder loodzware lasten? De moderne, westerse mens is met schier ondraaglijke schuld beladen, want: kolonialisme, racisme, slavernij, vernietiging van de natuur, en de rest van de lange riedel. We torsen onze schuld als een Atlas die tot straf voor overmoed de hemelbol moest dragen om hem ‘te wiegelen op het juk zijner schouders’.

Op zeker moment vroeg Herakles aan Atlas om een karweitje voor hem op te knappen. ‘Dan moet jij zo lang het hemelgewelf voor me dragen’, zie Atlas. Zo gezegd, zo gedaan. Toen Atlas weer terugkwam, dacht ie: laat die Herakles maar lekker blijven staan met die bol; daar ben ik dan mooi van af. Herakles vloekte en jammerde en deed vervolgens alsof hij zich in zijn lot schikte. Hij vroeg Atlas om een paar kussens, opdat de ondraaglijke last minder pijnlijk op zijn schouders zou drukken. Atlas was kennelijk een beetje dom en stemde toe. ‘Hou de bol even vast, dan kan ik die kussens op mijn nek nemen’, zei Herakles. Nauwelijks had Atlas de bol opgetild, of Herakles maakte zich uit de voeten, en verdomd daar stond de stommerik weer. Tot het einde der tijden zal hij de drager van het hemelgewelf moeten zijn.

Moraal voor de zich schuldig voelende, moderne mensch: vraag een voorbijganger om even uw schuldgevoel vast te houden (opdat u even uw schoenveters kunt strikken of zoiets), en loop, zodra die ander uw last in z’n handen heeft, fluitend weg.