Sjef van Dun, een bijzondere Goirlenaar
Jan Smulders heeft een prachtig boek geschreven over Sjef van Dun. De titel luidt: ‘Van textielfabrikant tot apenboer – Sjef van Dun leefde zonder kompas’. Sjef werd geboren in Goirle in 1923; hij overleed te Vessem in 2002. Markant was hij, zeker, maar ook intens eenzaam. En man die alle schepen achter zich verbrand had, en voor het ongeluk geboren leek te zijn. Zo nietig is een mens… Ik moest denken aan een gedicht van Hagar Peeters waarin de regels staan: Het leven laat zich maar al te graag / liever beschrijven dan beleven. Het leven van Sjef is nu beschreven, maar wie zou zo’n leven hebben willen leiden? Ik ga niet het hele boek navertellen – koop het (het is zeer de moeite waard!) en lees het zelf - maar zal me beperken tot de Goirlese jaren van Sjef.
door: Norbert de Vries
De vader
Jan Smulders vangt zijn geschiedenis aan met de vader van Sjef, Gerard van Dun, die in 1915 op staande voet bij Van Puijenbroek wordt ontslagen wegens ‘bedrijfsspionage’. Dat is een zwaar woord voor een, in onze ogen, licht vergrijp: Geard had, zo wil het verhaal, een kennis geassisteerd bij het opstarten van een eigen onderneminkje door hem te helpen bij het instaleren van enkele getouwen. Dat pikte de Puij niet en Gerard kon vertrekken. Maar Gerard treurde er niet om: hij begon voor zichzelf. Dit ene feit tekent het sterke karakter van deze man: hij is duidelijk iemand die veel in zijn mars had. Hij zette een moedige stap door voor zichzelf te beginnen. Op 7 september 1916 verleent de gemeente Goirle hem toestemming om een fabriek op te richten ‘tot het vervaardigen van wollen stoffen welke getouwen gedreven zullen worden door electriciteit, aan den Steenweg van Goirle naar Tilburg.’ In 1930 moet Gerard zijn fabriek sluiten: de investeerders trekken zich terug. Ondanks de economische crisis die de wereld in haar greep heeft, start hij in 1931 Electrische Badstofweverij G.H. van Dun, die in 1935 failliet gaat.
Daarna is Gerard van Dun met Cornelis van Loon vennoot in Goirlese Badstoffabriek FRODO, waarbij hij moet toestaan dat Van Loons zoon Ton, een boekhouder, ook in de zaak komt. Trouwens, ook Gerards zoon Sjef komt in 1939 in de zaak. Het bedrijf floreert, maar dan komen de oorlogsjaren; de compagnons leggen de bedrijfsactiviteiten stil.
De zoon
Anders dan zijn ondernemende vader die met doorzettingsvermogen en grote inzet een zaak opbouwde, was Sjef meer het type van een dromer met een zekere aanleg tot weerspannigheid. De schoolcarrière van Sjef laat dat zien. Zijn punten op de lagere school waren goed, behalve die voor gedrag en vlijt. Op het Sint Odulphus Lyceum werden die problemen groter. Sjef was intelligent, maar gooide er met de pet naar, en bleef het eerste jaar zitten. Zijn balorig en recalcitrant gedrag waren in de volgende jaren steeds vaker aanleiding tot strenge straffen en tot gesprekken van de rector met zijn vader. In 1939, na de zoveelste schelmenstreek, was het verdict: de leerling moet de school verlaten. Vader Gerard nam zijn zestienjarige zoon op in zijn zaak.
Neergang
Na de oorlog ging herleeft het zakenleven. FRODO herpakt de activiteiten. Het rommelt echter in de samenwerking tussen de compagnons en in 1952 besluit Gerard van Dun uit FRODO te stappen. Samen met Sjef begint hij een nieuw bedrijf aan de Zandschelstraat in Goirle: Goirlese badstofweverij G.H. van Dun & Zoon. Gerard blijft tot aan zijn dood in hun bedrijf werken. Na het overlijden van vader staat Sjef er alleen voor. Een bedrijf met twintig man personeel, de verantwoordelijkheid die zwaar op zijn schouders rust… het werd hem te veel. Later zal hij zeggen: ‘Ja, ik moest alles afgeven: onze pa en ons moeder stierven, en ik moest ook nog de fabriek verkopen. De textiel ging niet meer; de sociale lasten werden veel te hoog. Als ik was doorgegaan, was ik failliet gegaan. Zodoende.’
In 1963 verlaat hij Goirle.
Circus en apen
Sjef trok enkele jaren mee met het Circus Kinsbergen (‘Nederlands 2 masten circus’) rond; hij voerde de dieren en hielp bij het opbouwen en afbreken van de tent. Dit circus was klein (2 paarden, wat pony’s en honden) en liep op z’n laatste benen. Het was het oudste Nederlandse circus met een geschiedenis van ruim 260 jaar.
In 1968 kocht Sjef een stukje land in Vessem. Hij woonde er in een tent, zonder water, elektriciteit, of wat ook. Wel had hij er 14 apen. Hij zei daarover later: ‘Apen houden was in die tijd een rage. Iedereen moest een aap hebben. Even is dat leuk, maar dan willen de mensen er toch van af. Dan kwamen ze bij mij aan om die over te nemen.’ De gemeente hielp Sjef aan een ongebouwde bus als woning. In 1972 voltrok zich een drama: de bus vloog in brand en voor de ogen van Sjef verbrandden alle apen levend.
Apenboer
Nog jarenlang woonde Sjef onder primitieve omstandigheden op zijn ‘landgoed’. Men zag hem overal in de regio fietsen met een aap op z’n schouder. Hij stond bekend als ‘de apenboer’. Een zonderling, een paradijsvogel, een eenzame, arme donder. Lees dat boek van Jan Smulders!
