Bonkebonkebonkebonk (tot diep in de nacht)
Het is lente, en de zomer zal volgen, en u weet: daarna de herfst en de winter, kortom de eeuwige cyclus. Maar nu de lente. Lekker lang licht, aangename temperaturen, en ik zit op mijn balkon met een boek, heerlijk, maar dan: ergens in de verte worden de hellepoorten geopend. Zucht. Weer naar binnen, en alle ramen sluiten. Het is weer festivaltijd. Even op voorhand: ik heb het niet over de plaatselijke festivalletjes. Die zijn ook wel goed hoorbaar, maar de muziek stopt om middernacht. Dan verandert het aanminnige meisje op haar glazen muiltjes weer in de in vodden geklede Assepoester. Om twaalf uur vervalt de betovering en keert de rust weer in ons dorp. Daar is wel mee te leven. Maar ik heb het over die duivelse decibellenterroristen op de Beekse Bergen. Die gaan tot diep in de nacht door.
door: Norbert de Vries
Ach, vroeger…
In zijn boek ‘Lopen met Van Lennep’ reflecteert Geert Mak op de veranderingen in het Nederlandse landschap en de beleving van ruimte en stilte. Hij vergelijkt de rustige, landelijke omgeving waarin Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp in 1823 reisden met de hedendaagse wereld vol verkeer en constante prikkels. Dit contrast benadrukt de impact van technologische en maatschappelijke vooruitgang op onze leefomgeving en de ervaring van stilte. ‘In 1823 liepen Van Lennep en Van Hogendorp door een stil, traag land. Het geklep van hoefijzers op zandwegen, het suizen van de wind door wilgen, af en toe het geluid van een kerkklok in de verte — dat was de wereld waarin zij zich voortbewogen. Stilte was vanzelfsprekend, een achtergrond die niet benoemd hoefde te worden.
Tegenwoordig is die stilte zeldzaam. Waar ik ook loop, bromt er iets: een snelweg in de verte, een vliegtuig hoog boven mij, het constante gezoem van machines. Zelfs het platteland kent z’n lawaai. Nederland maakt geluid, altijd, overal. Wat eens rust gaf, is nu vol onrust.’ In zijn boek ‘Het ontsnapte land’ behandelt Mak een vergelijkbaar thema. Hij beschrijft hoe zijn vader in 1912 tijdens een scheepsreis het geluid van kabbelend water en het geruis van maaiende boeren ervoer. Toen Mak zelf deze reis eind jaren negentig maakte, merkte hij op dat het overal in de Randstad dreunde en bromde, en dat het pas halverwege, in de Zaan, voor het eerst werkelijk stil was.
Stilte
Onze technologische en maatschappelijke vooruitgang gaat ook gepaard met verlies — in dit geval van stilte, rust en misschien ook contemplatie. De stilte van toen stond symbool voor een andere manier van leven, een andere verhouding tot tijd en natuur. Ik denk aan de trappisten die al jarenlang lijden onder het lawaai van vele evenementen en festivals. Ik citeer de abt: ‘Mijn zorg zit hem in het feit dat het festivalseizoen zich niet meer beperkt tot het voorjaar en de zomer. Men heeft de technologie om ook het najaar en de winter door te gaan. Ik gun de jeugd zijn plezier en ik gun de monniken de rust van een leven in stilte en gebed. Dat mag elkaar best wel eens bijten. Maar als elk weekend de lampen in de kerk gaan meetrillen op het gedreun van de techno house gaat het wel wringen. En dat in een wonderschoon natuurgebied bij Tilburg.’
Big business
Binnenkort gaan ze weer los, de meerdaagse festivals met namen als Best Kept Secret, Awakenings, Decibel Outdoor. De massa’s zullen weer toestromen, uit alle windstreken. Dit soort festivals zijn big business en van een geheel andere orde dan bijvoorbeeld het Goirlese, gratis toegankelijke MidZomer Festival dat maar amper de eindjes aan elkaar kan knopen. Bij de Beekse Bergen gaat het om bergen poen. Decibellen tot je oren ervan tuiten is een bizar verdienmodel. En daar mag men tot in de verre omtrek van ‘mee-genieten’. Teringherrie met lawaaisaus. De dieren van het safaripark kunnen niet protesteren (en de Partij voor de Dieren zwijgt over deze misstand). De monniken lijden in stilte. En wie ‘s nachts in Goirle wakker ligt, en ten einde raad het contactnummer belt, wordt afgescheept met ergerlijke dooddoeners. Alles en iedereen moet wijken voor de winst.
Verslaafd
Gek is dat, die decibelverslaving. Gevaarlijk ook: eeuwige oorsuizingen, een gekmakende fluittoon die je tot wanhoop drijft. Bij de ingang van het festivalterrein worden je (naar ik mij heb laten vertellen) oordopjes aangeboden. Om oor-schade te voorkomen. Zie het voor je: een publiek met oordopjes en de volumeknop kan nu helemaal opengedraaid worden. Bonkebonkebonkebonk.
Houdt het dan ooit nog eens op?
Er bestaat een actiegroep die zich inspant om deze festivalwaanzin te stoppen. Die club heet, heel toepasselijk, ‘Mag het geluid wat zachter aub?’, en verzet zich tegen de ongebreidelde ‘festivalisering’ van onze omgeving. Oprichtster Birgit Verstappen schreef hierover in de Volkskrant: ‘Hoe vaak en hoe lang mogen festivals de leefwereld van mensen brutaal, ongewild en ongevraagd, verstoren met geluid en trillingen? Wat zijn de gezondheidsgevolgen van stress en slapeloze nachten door dagenlange geluidshinder? Het is tijd voor afstemming tussen gemeenten onderling, tijd voor het gezamenlijk ontwikkelen van visie en beleid in plaats van iedere gemeente haar eigen gang te laten gaan.’
En zo is het! En nu maar hopen dat de wind dit jaar gunstig zal staan tijdens al die festivals.