De Brabantse Wijnsociëteit excelleert
Het is u waarschijnlijk niet bekend, maar in ons cultureel centrum Jan van Besouw komen al vele jaren op dinsdagavonden de leden van de Brabantse Wijnsociëteit bijeen om zich te oefenen in het proeven, het blindproeven meer bepaald. Dat proeven doen ze op een hoog niveau, op kampioensniveau! Dit jaar deden drie teams van de sociëteit mee aan het Nederlands Kampioenschap Blindproeven. Ze bereikten alle drie de finale en werden daarin eerste, derde en vierde. Ik mocht de landskampioenen interviewen en een avondje mee-proeven.
door: Norbert de Vries
Mag ik u voorstellen
Het kampioensteam bestaat uit Liselotte Brouwers, Berry Marinussen, Maarten Drop en Peter van den Besselaar. Vier amateurs uit onze regio die het opnemen tegen tal van professionals zoals daar zijn: sommeliers, wijninkopers en distributeurs, oenologen (wetenschappelijke wijnkenners die zich bezighouden met wijnbereiding en kwaliteit), wijnjournalisten en recensenten, keurmeesters, enz. - oenoloog, van het Griekse woord voor wijn: oinos.
Ik herhaal: vier amateurs in een wereld van professionele deskundigen. Onze vier helden zijn zich intussen al aan het voorbereiden op hun deelname aan het wereldkampioenschap in oktober, in Frankrijk.
Proeven
De tafels staan in carrévorm, en we nemen plaats. Voor ieder van ons staan vier glazen op tafel, waarvan er één bestemd is voor water. In de andere glazen wordt wijn geschonken uit flessen waarvan de etiketten zorgvuldig zijn afgedekt. Er staan manden met stukjes stokbrood gereed. Immers, met water en brood worden de geuren en smaken in de mond geneutraliseerd (ik ken geen beter woord; de Engelsen noemen het ‘cleansing the palate’) zodat de volgende wijn optimaal geproefd kan worden. Proeven vereist pauzes, zoals muziek stilte nodig heeft. Het reinigende brood, het heldere water - ze zijn geen bijzaak, maar ademhalingen tussen zinnen. Ze geven het gehemelte ruimte om opnieuw te luisteren, zonder echo’s van het voorgaande.
Voorts zien we een aantal ‘spittoons’, zoals de Engelsen zeggen. (ik wil het lelijke woord ‘spuwbak’ graag vermijden. ‘Crachoir’ zeggen de kenners. Want u weet: Lors d'une dégustation de vin, il est courant de cracher le vin après l'avoir goûté pour ne pas être enivré. Bij een wijnproeverij is het gebruikelijk om de wijn uit te spugen nadat men hem geproefd heeft, om niet dronken te worden.
Ik herinner me de uitspraak van wijnkenner Harold Hamersma die, als men hem vraagt ‘Zoveel wijnen, mijneer… hoe is het eigenlijk met uw lever?’, de vraagsteller geruststellend antwoordt: ‘Ik drink niet over mijn lever. Ik ben een fundamentalistische spuger.’
De kunst van het proeven
Wijn proeven, het is poëzie, het is muziek, het is kunst. En schrijven over smaak wordt al gauw poëtisch. Laten we allereerst een essentieel onderscheid maken: er zijn mensen die drinken (zoals ik), en er zijn mensen die proeven. Het verschil is niet kwantitatief, maar kwalitatief, ja existentieel. Wie proeft, vertraagt. Wie proeft, luistert. Niet naar woorden, maar naar tonen die doorklinken in geur, textuur, herinnering. Wijnproeven is geen techniek, het is een contemplatieve houding.
Proeven begint met stilte. Niet alleen het zwijgen van de mond, maar ook het tot bedaren brengen van het innerlijke rumoer. In die stilte opent zich iets anders: een glas wijn dat niet langer slechts drank is, maar een vertelling. Geen luid verhaal, geen brallerige roman – eerder een poëtische fluistering uit een andere wereld. Wie werkelijk proeft, zet zijn oordelen opzij. Hij zoekt niet naar ‘lekker’, maar naar waarheid – of beter gezegd: naar nuances die zich onttrekken aan de platheid van smaakcategorieën.
Een wijn kan naar de herfst ruiken, naar natte aarde, naar gestoofde peren, naar inkt, of naar het stof van een verlaten zolder. En wie daar iets van meent te herkennen, probeert het in taal te vatten. Maar taal schiet altijd tekort. Wijnproeven is daarom ook een oefening in onvolledigheid. Elke metafoor is een poging om het onzegbare te benaderen, zoals een dichter zich buigt over het ongrijpbare in zichzelf.
In elk glas huist een landschap. De wijn draagt het geheugen van de aarde: de steensoort waarin de wortels zich vastklampten, de regenval van dat ene jaar, de zonuren van een zuidelijke helling. Een geoefende tong kan die bodem proeven, die zon voelen, dat jaar herkennen. Proeven wordt zo een vorm van luisteren – niet naar geluid, maar naar het stil verweer van de aarde die zich vloeibaar toont.
En toch, hoe verfijnd ook, blijft wijn iets vergankelijks. Hij leeft in de fles, ademt in het glas, sterft op de tong. De ware kunst van het proeven is dus ook de kunst van het loslaten. Geen fles is identiek aan een vorige. In elke afdronk verdwijnt iets onherhaalbaars. Proeven is daarom ook een oefening in aanvaarding – van het moment, van de vergankelijkheid, van het feit dat je schoonheid vast kunt houden.
Soms, heel zelden, gebeurt er iets onverwachts: een wijn raakt aan iets wat geen smaak meer is, maar gevoel. Een herinnering die opwelt. Een stem van vroeger. Een verloren verlangen. Dan proef je niet de wijn, maar jezelf. Alsof het glas een spiegel wordt, waarin je even kunt zien wie je bent – of misschien: wie je was, toen je nog dacht dat proeven alleen met de tong gebeurde.
Zo bezien is wijnproeven geen luxe of elitekunst, maar een kleine, stille daad van overgave. Een manier om heel aandachtig te leven, al is het maar voor de duur van één glas.
Hallo lezer, bent u daar nog? Momentje nog, ik dep mijn betraande ogen droog.
The proof is in the wine
Deze avond staat de merlot-druif centraal. Eerst en kort college over deze druif. Ik noteer: ‘De merlot houdt van natte voetjes’. Dan daalt een diepe ernst neer over het gezelschap. We gaan proeven! Drie keer drie glazen zullen we proeven. Geen vol glas natuurlijk, een bodempje slechts. De handelingen zijn bekend: de visuele beoordeling, dan de neus diep in het glas voor de olfactorische beoordeling, het laten walsen van de wijn, en vervolgens het nippen en de gustatieve beoordeling. Sommigen grumeren de wijn, dat wil zeggen, ze zuigen wat lucht naar binnen terwijl ze de wijn in de mond hebben. Hierdoor verdampen de aromastoffen sneller. Zo bereiken ze via de achterkant van de mond de retronasale geurzin, waardoor je méér nuances proeft dan alleen met ruiken of slikken. Ach lezer, er gaat bij zo’n proefavond een heel nieuwe wereld voor je open.
Het proeven gebeurt in diepe stilte. Een ‘plechtige, gewijde stilte’ zou ik willen zeggen. Proeven vergt de uiterste concentratie. Er worden aantekeningen gemaakt want straks zal naar ieders bevindingen worden gevraagd. Het gaat om te beginnen om de ‘tonen’, de aroma’s die te onderscheiden zijn in diverse categorieën. Deze tonen komen vaak in lagen: eerst fruitig en daarna complexer en dieper. Ik luister er vol bewondering naar. Een zweempje dit, een spoortje dat. Het zweemt naar het ongelooflijke, en ik moet ervan wenen.
Na een minuut of tien is iedereen uitgeproefd en volgen de bevindingen. Ik hoor gefascineerd toe.
Voorbeeldje
Een van de gepresenteerde wijnen was een fles Caus Lubis 2006. Nogal exclusief: de wijn rijpt 12 maanden in nieuwe Franse eikenhouten vaten en rust vervolgens ongeveer 16 jaar op fles totdat hij de perfecte rijpheid bereikt; beperkte oplage; genummerde flessen, voor de veeleisende fijnproevers die op zoek zijn naar een authentieke merlot, met de ziel van Pomerol, een diepe verbinding met de aarde van Massís del Garraf en een unieke ervaring. Nou, en hoe wordt de smaak omschreven? ‘Een rode wijn die een scala aan aroma's van rijpe zwarte vruchten zoals pruim en braam onthult, verweven met balsemachtige en minerale tonen, die leiden naar een sensatie van verfijnde specerijen en een licht geroosterde achtergrond. In de mond omhult zijn fluweelzachte en goed gestructureerde textuur het gehemelte met zachtheid, terwijl de fijne tannines en de evenwichtige zuurgraad zijn frisheid en elegantie behouden. Een lange en aanhoudende afdronk, vol met fruitige nuances, laat ons achter met de herinnering aan een wijn die rechtstreeks tot de ziel spreekt.’ Ik ga even de tranen van mijn ontroering wissen.
Welaan, de proevers van de wijnsociëteit dan. Ik citeer uit het verslag: ‘Aan het einde van de rij staat glas 3: de Caus Lubis 2006 van wijnhuis Can Ràfols dels Caus in Penedès. Deze wijn heeft een diep granaatrode kleur, wat depot en laat meteen tertiaire tonen zien van bouillon, champignon en aarde. Ik ben dan wel niet zo’n cacao-expert als Just, maar waan me even in een patisserie vol met chocolade bonbons. Berry heeft een wat mindere ervaring: ‘Te oud, te belegen, afbraakzuren. Voor mij over de top.’ Eric was genuanceerder: ‘Tertiair, maar nog wat fruit, met behoorlijke tannines en fris zuur. 1982?’ Just was juist laaiend enthousiast: ‘Prachtige fles. Neus van zoet fruit, eaux-de-vie de vieilles prunes (neem je die een keer mee om te proeven?), 40-50% chocola; tussen melk en puur in, koffie, mooie frambooszuren en een verrassend lange, fruitige afdronk.’ Ook Peter vond ’m bijzonder: ‘Een stinkerdje, met uitgesproken karakter en eindeloze afdronk. Dit moet iets speciaals zijn.’ En inderdaad, deze Spaanse merlot uit 2006 heeft 12 maanden vatrijping genoten en maar liefst 16(!) jaar flesrust voordat deze op de markt komt. De druivenstokken bleken overigens in 1981 aangeplant te zijn. Dus Eric, je zat ‘soort van’ in de goede richting met het jaar!’
Conclusie
Wijnproevers zijn fijnzinnige lieden. Reuze sympathieke lieden ook, die zonder morren een absolute barbaar als ik ben in hun midden tolereerden. Ik bewonder ze hogelijk. De wijnen zelf, ach, daar ben ik te onvineus voor, maar die taal! Hoe prachtvol en luisterrijk. Opgetogen keerde ik huiswaarts. Er is voorwaar in Goirle gelukkig tenminste nog één plek waar heuse poëzie schittert.