Omtrent rampen en incidenten

Uw dienaar t’aller stond ontving van de gemeentelijke afdeling Communicatie een foto van ‘een nieuw en zichtbaarder voertuig’. Des ’n schôôn waoge, zong het bij het zien van die foto meteen in mijn hoofd. U weet wel, dat prachtlied van Fred van Boesschoten. Een Volvo, als ik het goed zie, mee schôôn rôoj stripkes. Maar het is niet zomaar een auto, nee, het is een dienstauto! Als u dit voertuig ziet rijden dan zit daar een Officier van Dienst Bevolkingszorg (OvD-BZ) achter het stuur. Dit is een gemeentelijke medewerker die een belangrijke rol heeft bij (grote) incidenten binnen de gemeente. Eén auto voor drie gemeenten (Goirle, Hilvarenbeek, Oisterwijk) en zes OvD-BZers (twee per gemeente) die piketdiensten draaien. (even voor een goed begrip: OvD-BZ is een neventaak die naast de hoofdtaak van de betreffende ambtenaar wordt uitgevoerd)

door: Norbert de Vries

GRIP

Onze OvD-BZers rukken uit bij een GRIP 1. Wat is dát nu weer? Dat is een Gecoördineerde Regionale incidentbestrijdingsprocedure, opschalingsniveau 1. In gewoon Nederlands: er is iets gebeurd waar verschillende hulpverleners (de brandweer, de politie en de ambulance) voor zijn opgeroepen; als er vervolgens moet worden gecoördineerd tussen de hulpverleners, wordt vaak opgeschaald naar GRIP1. Vlak bij het incident wordt dan een Commando Plaats Incident (CoPI) ingericht. In dit team zitten vertegenwoordigers van de verschillende hulpverleningsdiensten en samen coördineren ze het incident en adviseren ze hoe het incident het beste aangepakt kan worden.

Snel en soepel

De wereld van de incidentbestrijding is er een van protocollen en afkortingen. En van zeer vormelijke taal. Ik citeer even een OvD-BZer uit Limburg, die in een video zijn taken als volgt omschrijft: ‘Crisismanagement, publieke zorg, omgevingszorg, nafase, ondersteuning en informatiemanagement, maar dan in monodisciplinaire zin.’

Wat een wereld, in hulpverlenende zin! Alles is geregeld, tot in de futielste details. De Goirlese OvD-BZer vertelt met trots hoe gesmeerd de hulpverlening tegenwoordig verloopt. ‘Begin dit jaar was er een ongeval in de buurt van Utrecht waarbij een trein op een kraanwagen botste die op midden op de spoorwegovergang stond en niet meer voor- of achteruit kon. De intercity knalde er met grote snelheid bovenop. Een daverende klap, maar gelukkig vielen er slechts twee lichtgewonden.’ En hij beschrijft hoe snel en adequaat de hulpverlening op gang kwam. In de kortste keren waren de hulpverleners massaal present. En – summum van daadkracht en goede planning – binnen een paar minuten lag er ten behoeve van de hulpverlening een brug over de sloot naast de spoorlijn.

Terzijde

Rampen en ongelukken zijn van alle tijden, maar hoe anders dan vroeger verloopt nu de hulpverlening. Mag ik bij wijze van contrast naast die botsing met de kraanwagen eens de treinramp bij Harmelen (eveneens in de buurt van Utrecht) plaatsen? We schrijven 8 januari 1962. Om 9.19 uur knalt, in dichte mist, de sneltrein uit Leeuwarden op de stoptrein uit Rotterdam: 93 doden en 52 gewonden. Om 9.35 uur arriveerde de eerste ambulance op de plaats van het ongeval. Probleem was niet zozeer de snelheid waarmee de verschillende hulpdiensten opereerden, maar toch vooral het gebrek aan coördinatie en materieel. Ook was het rampgebied slecht bereikbaar. Veel omwonenden boden direct hulp. Nadat het alarm was gegeven, rukten vijf ambulances uit. Daarnaast werden vijf stadsbussen in korte tijd omgebouwd voor het vervoer van gewonden. Een van de niet-gewonde treinpassagiers vertelde: ‘Zo rond 12.30 uur werden mensen die er niets te zoeken hadden weggestuurd van de rampplaats. Ik heb in de bar van een restaurant tegen de schrik nog een paar cognacjes gedronken en werd toen samen met andere ongedeerde reizigers in een bus naar Woerden vervoerd en ging vandaar met de trein naar Rotterdam. Om ongeveer 15.00 uur was ik al weer aan het werk. Dat was volgens mijn baas de beste therapie om dit drama te verwerken.’

Hoe anders gaat het tegenwoordig! Een veelheid aan gespecialiseerde hulpverleners, uitgerust met het modernste materieel, staat 24/7 paraat. Alle hulpverleners staan met elkaar in contact, en hun acties worden gecoördineerd. En er is nazorg voor de slachtoffers en de hulpverleners.

Gemeentelijke rol

Bij rampen en incidenten heeft ook de gemeente een aantal taken. Een voorbeeld: er staat een verzorgingshuis in brand. De brandweer blust, de ambulancemedewerkers verzorgen en vervoeren eventuele gewonden en kijken mensen na die rook hebben ingeademd, en de politie onderzoekt of er bij de brand opzet in het spel is geweest. De gemeente regelt onder meer: afzettingen, verkeersregelaars, eventueel een ‘gewondennest’ (een eerste verzamelpunt van gewonde slachtoffers), en vervangende, tijdelijke huisvesting. De gemeente levert bijvoorbeeld ook tekeningen en plattegronden ten behoeve van de brandweer en politie, en geeft informatie van allerlei aard (vergunningen, enz.). En zo zijn er tal van taakvelden, denk aan drugsafval dat in de gemeente gestort wordt, denk aan…. Ach, zo zou ik kunnen doorgaan tot ik ophoud.