Henk van Raak is ‘uit de tijd gekomen’. Ik gebruik die omschrijving met verwijzing naar een kort gedicht van Willem Wilmink:

In ’t Nederlands is iemand dood gegaan,

over zijn reis wordt nooit meer iets vernomen.

In het Twents is iemand uit de tijd gekomen,

Dus je weet zeker: hij kwam veilig aan.

We kennen Henk. Hij was een van ons. Hij schreef en hij dichtte. Natuurlijk was hij nog veel meer dan een journalist en een dichter, maar deze beide bezigheden (of moet ik zeggen: hoedanigheden) kleuren toch vooral het beeld dat wij van hem bewaren: verslaggever van het intieme en het openbare.

Hij schreef 24 jaar lang in het Nieuwsblad/Brabants Dagblad over het Goirlese nieuws. Dat resulteerde in een duizelingwekkende hoeveelheid artikelen. Al die artikelen bewaarde hij. Ik heb het hem nooit gevraagd, maar ik schat dat het er meer dan 2000 waren. Overal in Goirle kwam je hem tegen, op de fiets, het notitieblokje in de jaszak, om verslag te doen van alles wat hier voorviel. Petillante artikelen, maar waar nodig ook vlijmscherpe analyses waarin hij niet zelden de vinger legde op pijnlijke wonden, of, daar-is-ie-weer, de vinger achter iets kreeg wat sommigen liever in het verborgene hielden. Kortom, een uitstekend journalist.

Hij deed ook verslag van het intieme, zijn zieleroerselen zogezegd. Op dat vlak was zijn productie bescheiden. In 2013 bracht hij in eigen beheer de bundel ‘Dit hier is bijna nergens’ uit, twee jaar later gevolgd door de bundel ‘Plaatsen waar ik nog ben’. Ik weet, dat hij recentelijk bezig was met het samenstellen van een nieuw bundel, maar van publicatie is het helaas niet meer gekomen.

Henk is een mijmerende dichter; zijn toon is melancholisch, zijn dichterlijke houding is filosofisch-beschouwend. Hij vertelde me, dat hij in de jaren waarin hij schreef voor de krant ook steeds poëzie heeft geschreven, maar toen weinig gepubliceerde. Het journalistieke werk had de prioriteit. Dat is nu anders. “Ik lees volop dichtbundels en wordt voortdurend geïnspireerd.” Wie hij dan graag leest? Het zijn er te veel om op te sommen, maar Pessoa, Kavafis en Garcia Lorca nemen op de lange lijst een prominente plaats in. Ook Nederlanders? Zeker: Kopland en Herzberg bijvoorbeeld.

Opvallend vond ik zijn bijzondere boekenliefde. Zijn huis was tot en met de zolder gevuld met boeken. Aan sommige boeken was hij zó gehecht, dat hij er twee exemplaren van bezat: een om in te lezen en studeren (het ‘werkexemplaar’) en een ander dat hij in ongeopende, ongerepte staat (liefst nog in het cellofaan verpakt) in zijn kast bewaarde. Die kast was een soort schrijn van hoge literatuur. Overbodig misschien om nog op te merken, dat zijn diverse boekenkasten plaatsen waren van absolute orde. Alles in gelid, in recht en regel.

In 1990 was Henk betrokken bij de oprichting van de Literaire Kring Goirle. Een tijdlang was hij de voorzitter van deze bloeiende vereniging.

Ik wil afsluiten met een gedicht van Henk. Zal ik uit de eerste bundel ‘La condition humaine vanaf de fiets gezien’ nemen? Nee, ik kies uit de tweede bundel het volgende gedicht

De plaatsen waar ik ben

Hoe was het op de kamers

waar ik sliep: waar staat het

beschreven? In elk van ze ben ik

een beetje steeds, gebleven.

En al die andere plaatsen: wat

is er nog van mij in elke klas,

op elk kantoor, in al die ruimten

van steen en staal en glas?

Ik ruik hun geuren nog als van dichtbij.

En alle ruimtes van een oogopslag:

wat bleef hen bij, en wat mij?

Stukje bij beetje ben ik er mij verloren.

Men is waar men is en waar men was.

De plaatsen hebben mij geschreven.

Henk was hier en zal hier steeds een beetje blijven, ook al is hij nu uit de tijd.

ndv